Val di Non in Noord-Italië

Het Val di Non in Noord-Italië is een fruittuin

Het Val di Non in Noord-Italië is dit een goed vakantie adres. Op een regenrijke avond vertrekken we met de auto naar Corte Inferiore, een deelgemeente van Rumo in het Val di Non in Noord-Italië, dat in de provincie Trentino ligt. Tot onze verrassing ligt Corte Inferiore helemaal aan het einde van het langgerekte dal en vanuit ons appartement hebben we dan ook een super uitzicht op de fruittuin van Europa.

Appelboomjes

Het hele dal en zelfs daarbuiten,  staat immers vol met boomgaarden vol dragende appelboompjes. Allemaal laagstamboompjes, maar

Het hele dal van Val di Non in Noord-Italië staat vol met appelboomgaarden.
Het hele dal van Val di Non staat vol met appelboomgaarden

ze staan overal, zelfs op de meest onmogelijk steile hellingen. Hier en daar staat ook ander fruit, maar de appelboomgaarden domineren het hele dal en zelfs daarbuiten. We kijken vanaf ons balkon over het hele dal uit, wat vooral ’s avonds vanaf het balkon

Het Val di Non is een zonnig dal

Het Val di Non is zonnig en heeft wel wat toerisme vanwege de prachtige kloof die midden door het dal loopt en het stuwmeertje dat daarboven ligt, maar de meeste inkomsten krijgen de bewoners toch uit de teelt en verkoop van fruit, kaas en melk. Ook honing wordt er aangeboden, want vanwege al die fruitboompjes en bloemen zien we op veel plaatsen ook bijenkorven staan. Er zijn dan ook overal kleine winkeltjes met streekgebonden producten. Elk gehucht heeft daarnaast zijn eigen kleine supermarkt. Hier en daar zijn appelverwerkende fabrieken, waar nu de kratten nog huizenhoog opgestapeld staan, want de oogst moet nog beginnen.

Dorpjes in het Val di Non

De dorpjes liggen vaak op de kop van een heuvel, van waaruit men een goed overzicht op de omringende fruitvelden heeft. Vanuit ons appartement hebben we een fantastisch uitzicht op de dorpen en velden van het dal. Vooral ’s avonds is het een genot om de verlichte stadjes en dorpjes in de verte te bekijken. We zitten dan ook graag op ons goed overdekte balkon, waar het zelfs bij onweer en stortregen lekker droog blijft.

Italiaanse tv programma’s

De tv geeft overigens jammer genoeg merendeels Italiaanse programma’s. Slechts af en toe is er een Duitse Heimatfilm en dagelijks een Duits gesproken nieuwsbericht, na de Italiaanse versie daarvan. We vinden het niet zo erg, want ’s avonds genieten we op ons balkon van de rust, het gezang van de krekels en van een prachtig uitzicht met de lichtjes van de dorpen beneden ons in het dal. Af en toe zien we door de bossen naast ons een auto omhoog rijden.

Passen in de omgeving van Val di Non

In de omgeving van het Val di Non liggen verschillende passen en een aantal hoge bergruggen, waardoor men hier alle kanten uit kan. Wie wil kan hoge bergen beklimmen, passen over rijden, wandelen, kanovaren, parazeilen, raften en mountainbiken. Daarnaast is een bezoek aan stadjes zoals Trento en Bolzano en aan kleine dorpen leuk, want overal komt u wel een verkooppunt van lokale lekkernijen tegen en tevens kunt u heerlijk uit eten gaan in een van de vele pizzeria’s die de regio rijk is.

In de omgeving van het Val di Non kom je veel hoge bergen tegen.
In de omgeving van het Val di Non kom je veel hoge bergen tegen.

Trento is een uurtje verwijderd van Val di Non

Het weer is niet al te best, maar voor morgen wordt beter weer voorspeld. We maken er dus maar een gemakkelijk dagje van en rijden via Cles tussen de bergen door naar Trento. Dat is een leuk stadje midden tussen de hoge bergen en het is tevens de grootste stad in de provincie Trentino. Trento heeft een mooie, Romaanse Dom: de Cathedrale Di San Viglio, waarnaast het bisschoppelijk paleis ligt met de “Torre del Civico” eraan vast.

Italiaanse ijsjes zijn heerlijk

Het stadje heeft een gezellig pleintje met een prachtige fontein. Achter het bisschoppelijk paleis ligt een “gelateria” waar we een lekker ijsje vandaan halen. In het centrum staan nog oude palazzo’s en het is erg leuk om er even rond te wandelen. Omdat het nu toch wat begint te druppelen stappen we in de auto en rijden via de Kalter See en het plaatsje Kaltern terug de bergen in en naar de Mendelpas. We zien een tandrad baantje dat steil omhoog naar de pas kruipt. Boven op de pas vinden we tot onze verrassing een echte wintersportplaats met grote hotels. Er blijkt een serieus, klein skigebied te liggen. Op het moment is het er rustig. Niet alleen omdat het zomer is en er slechts weinig toeristen zijn, maar vooral omdat het nog siësta is en de meeste mensen thuis zijn. Door de bossen rijden we via Ruffre, Fondo en Laurein terug naar ons appartement in Rumo.

Bolzano ligt een uurtje rijden verwijderd van het Val di Non

Trento dat een uurtje rijden verwijderd van het Val di Non ligt, heeft een mooie kathedraal.
Trento heeft een mooie kathedraal.

Bolzano ligt een uurtje rijden de andere kant op. Het weer is wat onstabiel en we besluiten maar om een stad te gaan bezoeken en rijden naar het noorden. Midden in een keteldal ligt de stad Bolzano. Bolzano is de hoofdstad van Zuid-Tirol. Ze ligt op het kruispunt van wegen en van twee rivieren: de Aldige en de Isarco. Om de stad heen rijzen de bergen van de Dolomieten op. In de stad wordt nog veel Duits gesproken.

Een levendige stad

Bolzano is een levendige stad met mooie, oude gebouwen en prettige, overdekte winkelgalerijen. Evenals in Trento, Verona en andere grotere steden zien we veel kleding- en schoenenwinkels met meestal smaakvolle kleding. De snit is elegant en modieus. Naast de modewinkels zijn er ook veel winkeltjes met delicatessen. We kijken onze ogen uit. We nemen een ijsje in een van de vele gelateria’s en wandelen op ons gemak door het stadje.

Elegante erkers

De grote winkelstraat is een belevenis. We moeten vaak omhoog kijken om al het moois in ons op te nemen. Veel statige herenhuizen zijn nog uit de 17e eeuw en hebben elegante erkertjes. Sommige van die huizen zijn nog versierd met oude fresco’s. Ook Bolzano heeft, evenals Trento, prachtige kerken. Vooral de gotische Dom uit de 13e eeuw met zijn mooie, zandstenen toren uit de 16eeuw is een pronkstuk van bouwkunst. Het geglazuurde mozaïek dak valt al van ver op. Daarnaast heeft de Dom middeleeuwse fresco’s en een prachtige preekstoel van bewerkte zandsteen. Na een heerlijke pizza in een van de pizzeria’s rijden we weer terug naar huis.

Een passen rit in de omgeving van Val di Non

De volgende morgen rijden we ons zonnige dal uit. Via Dimaro en een paar kleine dorpjes kiezen we het Val di Sole in de richting van de Passo Tonale. Het “zonnedal”, zoals de Nederlandse vertaling van het dal heet, is prachtig. Evenals in ons eigen dal staan aan het begin van het dal de hellingen vol met appelboomgaarden, bedekt met plastic of ook onbedekt onder de Italiaanse zon. Dorpjes liggen met hun zonnige, lichtroze daken en hun vaak oude kerkjes met spitse torentjes te pronken op de hellingen. We passeren Vermiglio en Pizzano en genieten met volle teugen.

Sneeuw op de bergtoppen

Aan de rechterkant van het dal zien we steeds meer besneeuwde plekken op de bergen. Het zijn de gletsjers van de Adamello groep, waar op de pas ook de lift naar toe voert. Op de pas stappen we uit. Er staat een koude wind en de bebouwing van de pas staat ons niet echt aan. Er staat een compleet uit de grond gestampt toeristendorp met grote hotels en veel winkels en slechts heel weinig originele huizen.

Winter ski gebied

Passo Tonale is eigenlijk een winterskigebied. Nu, in de zomer is het niet overmatig druk, maar de lift schijnt toch te werken. Vandaag is het te koud, maar we nemen ons voor om hier morgen de lift naar boven te nemen. Op de grote parkeerplaats bij het oorlogsmonument eten we onze broodjes en drinken een kop koffie, waarna we de pas over rijden om naar Edolo te gaan.

Richting Breno

Vanuit Edolo kiezen we de richting van Breno van waaruit we naar de Passo di Croce Domini kunnen rijden. Het is een prachtige weg naar een hoogte van 1892 meter. Hoe hoger we komen, des te smaller wordt de weg. We zien een verkeersbord staan dat aangeeft dat deze weg niet door campers bereden dient te worden. Klopt, maar dat hadden ze volgens ons beter beneden aan het begin van de pas kunnen zetten. Boven aan de pas staat een klein restaurantje, waar we pauzeren en wat drinken. De cola ziet er normaal uit, maar het groene appelsap is duidelijk met water aangelengd tot een halve liter. We laten het maar zo.

Een gevaarlijke weg

De doorgaande weg ziet er gevaarlijk en  niet geasfalteerd uit. Het blijkt ook volgens de informatie een echt gevaarlijke afdaling

Het monument van Garibaldi ligt naast het Lago de Idro, niet ver verwijderd van het Val di Non.

via een grindweg te zijn en daar wagen we ons dus niet aan, maar kiezen de geasfalteerde weg aan de andere kant naar beneden. Na de afdaling komen we bij het mooie Lago de Idro, waar we even stoppen bij het monument van Garibaldi boven het meer en er paar foto’s trekken. Van hieruit rijden we naar Tione di Trento en via Val Rendena rijden we naar Madonna di Campiglio.

Een volgende pas

Na dit dorp komen we bij de volgende pas: de Passo Campo Carlo Magno die op 1680 meter hoogte ligt. Via Folgarida en een aantal scherpe haarspeldbochten bereiken we weer het dorp Dimaro. Daar doen we nog wat boodschappen voor ons avondeten en rijden tevreden en voldaan naar ons appartement in Rumo.

Het de lift omhoog op de Passo Tonale

Het is een prachtige dag. Een stralende zon staat aan een strakblauwe hemel en de temperatuur is, zelfs al in de vroege ochtend, zo aangenaam dat we lekker op onze 1000 meter hoogte op ons balkon kunnen ontbijten. Een prima dag dus om op de Passo Tonale de lift omhoog te nemen. Na het ontbijt nemen we dan ook vanuit ons Val di Non weer de afslag naar het Val du Sole. De weg voert ons langs de rechterkant van het dal langzaam omhoog en het uitzicht op de besneeuwde toppen van de Adamello groep is met dit weer adembenemend. We stoppen even op een parkeerplaatsje en nemen wat foto’s.

Een ton als liftbakje

Op de pas nemen we de lift naar boven. De lift bestaat uit een soort tonnetje met rondom slechts een randje van goed tien centimeter om op te “zitten”. Begrijpelijk, want zo kunnen er in de winter natuurlijk veel mensen met hun ski’s en snowboards in vervoerd worden. Dat is ook te zien, want de wanden zijn flink beschadigd. Zo erg dat het weinig zin heeft om vanuit de lift foto’s te trekken. Bij het tussenstation stappen we uit. Hier is een grote groep militairen bezig met het beklimmen van een rots. Een goede oefening onder leiding van een paar gediplomeerde bergbeklimmers.

Met een stoeltjeslift naar 2587 meter

Wij blijven echter niet op deze hoogte, maar nemen de stoeltjeslift naar het hoogste station op 2587 meter.

De skihellingen zijn afgedekt. met isolerend materiaal.
De skihellingen zijn afgedekt om de sneeuw tegen de zon te beschermen.

De lift gaat super langzaam, maar dat is niet erg, want zo hebben we de tijd om uitgebreid te genieten van het fantastische uitzicht op de ruwe bergwereld hierboven. Als we bij het bergstation aangekomen zijn, zien we dat de skihellingen afgedekt zijn met isolerend materiaal, om de sneeuw te beschermen voor de zon, zodat deze in de herfst weer snel kan aangroeien.

De wintersport

Het grote geld wordt hier immers gemaakt met de wintersporten. We zien mannen die de liften aan het keuren en herstellen zijn, zodat ze tegen de winter weer helemaal klaar zijn voor de horden gasten die naar boven komen. Ondanks de stralende zon is het op deze hoogte fris en ons fleece jack doet goede diensten. We wandelen (of liever klauteren) een half uurtje naar een uitzichtpunt boven op een rots en blijven daar een tijd zitten genieten van de ruige wereld om ons heen.

Bergbeklimmers

Met behulp van de verrekijker zien we een aantal wandelaars over de sneeuw naast de afgedekte skihellingen omhooglopen naar een Joch, waarover ze vermoedelijk de andere kant van deze bergwereld kunnen zien. Ook hogerop in de rotsen zien we verschillende bergbeklimmers die nu juist moeizaam afdalen. We zakken zelf ook maar weer af naar het bergstation en drinken er een cappuccino, waarna we de lift naar het tussenstation nemen. Het prachtige, blauwe bergmeertje vlak daarboven zetten we nog snel even op de foto. Bij het tussenstation wemelt het nu van de militairen die nu met groepjes tegelijk naar beneden gaan. Een gedeelte mag met de lift, maar de andere helft moet te voet. Ze zien er allemaal moe uit. Geen wonder na zo’n dag.

Lago di Tret Net boven het Val di Non

Het is prachtig, warm weer. Opgewekt rijden we via Cles en een aantal dorpjes door ons mooie Val di Non naar Fondo, van waaruit we naar het dorpje Tret rijden. Daarboven moet ergens een mooi meertje liggen: het Lago di Tret. Er blijken twee wegen omhoog te wijzen. De eerste die we uitproberen mondt al na korte tijd uit in een parkeerplaatsje, waar vandaan het nog twee uur lopen is naar het Lago di Tret. Dat zien we niet zo zitten, want op de kaart stond een wandelweg van een uurtje. Het moet dus korter kunnen.

Italiaanse wegwijzers kloppen niet altijd

We zakken terug de berg af en proberen de tweede weg, die een stukje verderop ligt. Hier komen we al wat hoger de berg op en vanaf de parkeerplaats blijkt het inderdaad nog een dik uur lopen te zijn. Er is ook een kortere weg van drie kwartier door het bos, maar die is veel steiler. We nemen de lange weg. Ook deze stijgt aanmerkelijk en trekt nogal lang, maar na een uurtje zien we inderdaad de afzettingen met linten voor de koeien van de alm en dat geeft hoop. Het klopt. Even later zitten we op een terrasje met een cola en een lekkere yoghurt met “lampione” (frambozen) voor onze neus. Het meertje hebben we echter nog niet gezien. Dat blijkt aan de andere kant van de berghut te liggen, maar dan een stukje lager.

Inderdaad een mooi meertje

Na een korte rust wandelen we er naar toe. Het meertje is inderdaad mooi. Er zitten mensen langs de kant te pauzeren en te zonnen en een kanovaarster schuift haar kano in het meer om naar de overkant te peddelen. We maken wat foto’s en zakken dan via een andere weg rustig het pad af naar beneden. We genieten van de mooie natuur, het open dennenbos en de prachtige bergbloemen. Tevreden stappen we in de auto en zakken de berg af. In Fondo kopen we bij een particulier nog wat frambozen, bosbessen en een potje bloemenhoning die, naar later blijkt, ook erg lekker is. De kersen mag hij echter houden. Zes euro voor een kilo is ons echt wat te veel.

Via Val du Sole naar Peio 3000

De ochtend begint bewolkt, in tegenstelling met wat het weerbericht beloofd heeft, maar al na een half uurtje trekt de lucht open en breekt de zon door. Na het ontbijt vertrekken we naar het Val di Sole (het zonnedal) en rijden bij het plaatsje Pellizzano rechtsaf naar Cogolo. Daar slaan we linksaf naar Val di Peio, waar we bij Peio Fonti de auto parkeren om daar de lift naar 2000 meter hoogte te nemen.

Middagrust bij de lift

Dat lukt dus eventjes niet, want het is net na 12 uur en men heeft middagrust tot 2 uur. Daar staan we dan. We zijn echter niet voor een gat te vangen, stappen weer in de auto en nemen de smalle weg door het dal verderop, want daar moet nog een stuwmeertje liggen. Daar kunnen we tijdens de middagrust dan best even onze broodjes eten. Na een korte rit blijkt er plotseling een hutje te staan, waar tol betaald moet worden. Het kost maar 2 euro, dus daar vallen we dan ook niet over. Wie had echter gedacht dat we na twee minuten al aan het einde van de berijdbare weg zijn gekomen.

Een prettige rustplaats

Er staat echter een oud restaurantje, een ruïne van een huis en er is een prettig ingerichte rustplaats met een stel stevige tafels en banken. Het stuwmeertje “Lago Pian Palú” is slechts te voet te

Het restaurantje.ligt bij het Lago di Tret, dicht bij het Val di Non, en is een leuke plek om rond te wandelen.
Vanuit het restaurantje is het nog 20 min. lopen naar het meertje.

bereiken na een klim van ongeveer 20 minuten. Het is echter de moeite waard. Tevreden rijden we terug naar de bakjeslift voor vier personen in Peio Fonti. Het is net twee uur en na de betaling van 19 euro per man mogen we naar boven. Op het tussenstation (2003 meter hoog) stappen we over in een gloednieuwe, grote gondel die ons naar 3000 meter hoogte brengt. Het uitzicht onderweg is adembenemend. De grove rotsen zijn vaak gespleten en we kunnen ons goed voorstellen dat een groot rotsblok een enorme puinhoop kan maken als dat naar beneden komt en onderweg nog allerlei ander los materiaal meesleurt.

Boven is niet veel te beleven

Boven blijkt alleen het nieuwe station te staan. Behalve een standje voor drankjes is er niets te beleven, behalve dan het spectaculaire uitzicht op de bergwereld om ons heen. Buiten staat een grote kraan en zo te zien zal er nog een restaurantje gebouwd moeten worden. Momenteel kan men er alleen een kop koffie, wat drank en iets van koek krijgen. Dat doen we maar niet. We maken een stel spectaculaire foto’s en wandelen wat rond. Veel plaats is er niet, want op de meeste plekken gaat het steil naar beneden. Er is een klimpaadje naar het midden station, maar daarvoor moet je toch echt wel geoefend zijn. Het enige pad is een brokkel pad naar de gletsjer. Na een half uurtje houden we het voor gezien en vertrekken met de gondel weer naar 2000 meter, waar een leuk, mooi ingericht restaurantje ligt. Daar drinken we een heerlijke kop koffie met chocolade en nemen daarna de lift naar beneden.

Parapluutjes van insecten zwermen over Val di Non

In Dimaro kopen we bij een groentewinkeltje wat tomaten en fruit en in de supermercato verderop halen we pasta en een paar ons gehakt. Thuis maken we een lekkere, pittige pastasaus met verse basilicum en tomaten en maken de pasta af met geraspte kaas. Na een heerlijk etentje op ons balkon zien we plotseling in het licht van de ondergaande zon een apart verschijnsel. Het zijn net verlichte parapluutjes, maar als we er de verrekijker bij halen zien we wat het zijn: miljoenen insecten, die zich hier en daar tot wriemelende parasolletjes bij elkaar gehoopt hebben en zo op de vleugels van de wind en beschenen door de zonnestralen het dal in laten glijden. Nu begrijpen we meteen waarom hier zoveel zwaluwnesten zitten.

Het Val di Non is een luilekkerland voor zwaluwen

Ze hebben hier Luilekkerland, want ook nu vliegen ze als gekken door de lucht om maar zoveel mogelijk insecten te vangen. We kijken een poosje toe, maar plotseling, als op een bevel, keren de “parapluutjes” van muggen en andere insecten om en glijden in dezelfde rustige vlucht weer het dal uit, omhoog naar de berg waar ze vandaan komen. Het is een vreemd schouwspel en we hebben zoiets nog nooit gezien, maar het is leuk. Als de zwaluwen hoog vliegen is er de volgende dag mooi weer, zegt men en dat klopt ook. Bij mooi weer is de aarde opgewarmd en zal er vanaf de grond een luchtstroom (thermiek) omhoog gaan. Insecten gaan daarop mee naar boven en de vogels die van de insecten leven vliegen dan ook hoger dan bij slecht weer en een lage luchtdruk. Het is echter apart om daar op de bovenstaande wijze getuige van te kunnen zijn.

Bij Val Peio rechtsaf: Malga Mare

Er is ons een prachtige, zonnige dag beloofd door de Italiaanse weergoden, maar als we ’s morgens

De weg naar Malga Mare, een berghut in een dal in de buurt van het Val di Non is erg smal en voorzichtig rijden is geboden. Het is echter wel een belevenis.
De weg is erg smal en voorzichtig rijden is geboden.

wegrijden valt het toch wat tegen. Het is bewolkt en het ziet er niet al te goed uit. We willen nog eens naar Val di Peio rijden, maar dan bij Cogolo rechtsaf slaan om het dal naar Malga Mare in te rijden. Daar willen we naar het hoogste meertje wandelen. Het dal is mooi, maar de weg naar Malga Mare is erg smal en bochtig. Er zijn wel een paar plaatsen waar auto’s elkaar kunnen passeren, maar daartussen zijn de smalle gedeelten toch wel lang. De bergkant aan onze linkerzijde wordt steeds rotsachtiger, terwijl aan de rechterkant slechts een lage, roestige afzetting of soms ook een laag, stenen muurtje ons scheidt van de afgrond.

Een griezelig weggetje

Ingespannen kijken we om elke hoek en we rijden rustiger dan we anders gewend zijn. Hier en daar zou een spiegeltje om de hoek wel erg gemakkelijk zijn. Af en toe komen we een auto tegen, maar ook die rijdt dan zeer rustig en het passeren gaat eigenlijk moeiteloos. Men houdt rekening met elkaar. Boven halen we verlicht adem. Er staat een verbodsbord en er is een parkeerplaats, vanwaar het nog 250 meter omhoog is naar de eerste hut. We stappen uit, maar zien dat intussen de lucht aardig donker geworden is. Er hangen zwarte wolken. De lange trek naar boven zou ons ongeveer twee uur kosten, dus vier uur heen en terug. We zien er toch maar van af, want de hoogste bergtoppen zitten al in de mist. Mooie foto’s zullen we er niet meer kunnen maken en dan is de tocht erheen, misschien ook nog in de regen, niet onze hobby.

Malga Mare

We gaan dus maar even naar Malga Mare. “Malga Mare” was ooit alleen een alpen boerderij die alleen ‘zomers bewoond was en waar in die tijd de koeien verzorgd werden. Na wat aanpassingen en een goede opknapbeurt wordt ze nu ook gebruikt als rustplaats voor toeristen en bergwandelaars. We drinken er wat en bewonderen de prachtige plek, want mooi is het hier wel! Dan gaan we terug naar de parkeerplaats en beginnen aan de lange weg terug door het rotsige, smalle dal naar beneden. Het weer richting Peio, waar we gisteren volop in de zon gewandeld hebben, is ook niet denderend te noemen.

De top in de mist

De besneeuwde top zit in de mist. We draaien dus het Val di Sole in en rijden richting Rumo. We zouden eigenlijk nog wat boodschappen voor het avondeten moeten doen, maar alle supermarkten die we tegenkomen zijn tot 4 uur dicht en we besluiten om dan maar wat spullen uit het kleine winkeltje in ons dorp te halen. Midden in ons dal schijnt de zon en we zitten nog lekker een uurtje in de zon op ons balkon, terwijl de bergen om ons heen in de mist hangen. Een uurtje of twee later, na het eten, begint het dan ook te regenen. Morgen beter, hopen we.

Het Gardameer: Lago di Garda

Vandaag wilden we eigenlijk naar Verona, maar de weergoden zijn ons niet gunstig gezind. In tegenstelling met het weerbericht van gisteravond (zonnig en warm) is het ’s morgens vroeg nog steeds bewolkt en hangt er wat mist boven de hoge bergen. Alleen naar het zuiden zien we blauwe lucht. We vertrekken dus zuidwaarts naar Campo Carlo Magna en even verder naar Madonna di Campiglio, waar we een wandelpad van een uurtje lopen willen nemen naar een hut. Als we echter bij Madonna di Campiglio zijn aangekomen zien we ook hier donkere wolken boven de bergen oprijzen.

Een adembenemend uitzicht

We stoppen wel even op de parkeerplaats, want het uitzicht op de kartelige, hoge toppen van de Brenta groep is adembenemend. Dat verdient dus een paar foto’s. We besluiten niet te gaan wandelen in de bergen, maar de zon achterna te reizen. We wilden in ieder geval toch eens naar het Gardameer. Dat ligt wel ver weg, maar is de moeite waard en hopelijk is het weer daar beter. Het zou volgens het weerbericht van deze morgen immers alleen in de Dolomieten onbestendig en regenachtig zijn.

De prachtige Adamella groep

We rijden door en krijgen als beloning een prachtig uitzicht op een van de drie gletsjers van de Adamello groep. De rit naar het Gardameer is fantastisch. We rijden door prachtige dalen met veel leuke dorpjes, prachtige bossen en mooi ingerichte rustplaatsen, waar we dankbaar gebruik van maken om onze broodjes te eten. Na een flinke poos zien we eindelijk het stadje Riva liggen blinken in de zon aan het begin van het Gardameer. We zijn er al eens geweest en laten het dus links liggen, want we willen dicht langs de rechterkant van het meer naar Limone rijden. De weg leidt door een vrij nieuwe tunnel, waarna een aantal kleine, oude, in de rotsen uitgehakte tunneltjes volgen. Grappig om doorheen te rijden. De rotswanden torenen hoog boven ons uit. Waar plaats is, staan echter nog fruitbomen en druivenstokken.

Limoncella, een drank van limoenen

Vlak bij Limone begrijpen we ineens waar de naam van het stadje vandaan komt. Hier worden citroenen (limoenen) geteeld. Daarvan worden in de plaatselijke fabriek verschillende dranken gemaakt, waaronder Limonade Cremo, een crèmeachtig, likeurachtig drankje, waar we meteen maar een flesje van meenemen. We parkeren de auto beneden aan het meer in een parkeergarage en wandelen in de warme zon (het is hier 30 graden) langs het kiezelstrand, dat vol badgasten ligt, naar de andere kant van het plaatsje. Daar hebben we het al gauw gezien.

Moeder eend met kindjes

Als we terug wandelen, zien we dicht bij de waterkant een moeder eend met een stel donkere en zelfs drie gele kleintjes achter haar aan zwemmen. Grappig. Er staan meer mensen bij te kijken en te lachen. Iedereen is vertederd en er worden vanzelfsprekend foto’s gemaakt. Als de zwaarbeladen veerboot dichtbij plotseling met zwaar geronk en veel gesputter van water naar de overkant vertrekt, maakt moeder eend zich met haar kleintjes snel uit de voeten. De donkere wolken hebben intussen ook het Gardameer bereikt. Het wordt erg heiig. We eten een frietje bij een kraampje en zitten lekker droog onder een grote parasol te eten, terwijl de regendruppels nu op de parasol kletteren. Als de bui overgetrokken is kijken we nog even rond, maar het is al laat en we moeten nog wat boodschappen voor het avondeten doen, dus moeten we nu toch onderhand terug naar Rumo.

Een heel apart kasteel

Als we terugrijden, zien we achter Riva een paar opmerkelijke rotsen met op een van hen een kasteel. Hoe ze dat erop hebben kunnen bouwen! En dat zonder kraan. Respect. We doen onderweg nog wat boodschappen in een supermarkt en zijn om half zes thuis. Tijd om eten te maken. Als we na het eten een bad willen nemen, hebben we plotseling bruin water. Zo donker als koffie. “Kan gebeuren,” zegt onze huurbaas. “Even laten lopen en dan wordt het vanzelf weer helder.” Dat klopt en tevreden nemen we een lekker bad.

Wandelen op 2104 meter hoogte op de Monte Spinale

Vanwege het stralende weer vertrekken we voor een tweede poging naar Madonna di Campiglio. Het is inderdaad een flink stukje rijden, maar achteraf loont het zich wel. Na de Passo Carlo Magno ligt het stadje Madonna di Campiglio aan onze linkerkant in een dalletje, maar we moeten rechts van de weg af om er te komen. Het stadje is in honderd jaar tijd uitgegroeid tot een fikse wintervakantie plaats. Het aantal hotels is enorm. Nu, in de zomer, zijn niet alle hotels open, maar ook nu is het er gezellig druk.

Vier liften

Er gaan vier liften naar verschillende berggebieden omhoog. Bijna in elk van de vier hoeken van Madonna di Campiglio. We nemen een lift, waarvan we vermoeden dat we het meeste plezier van het uitzicht zullen hebben: de lift naar de Monte Spinale. Het is weer een lift met gondels waar je niet in kunt zitten, maar alleen wat steun hebt aan een brede richel die bekleed is met stof. Boven is het uitzicht magnifiek. Recht voor ons zien we de toppen van de Brenta groep met hier en daar een gletsjer. Onder een van de gletsjers ontdekken we zelfs een oude berghut. Rechts achter ons zien we de grote gletsjers van de Adamello groep. Als we verder rondkijken, ontdekken we zelfs de toppen van de Ortler.

Een prachtig uitzicht

Een fantastisch uitzicht op de bergwereld rondom, maar ons Val di Non kunnen we van hieruit niet ontdekken.

Wat een uitzicht! We wandelen naar een van de uitzichtpunten op de kop van de berg en eten er genietend onze lunch. Het is er niet eens koud en het fleece jack kan in de rugtas blijven. Heerlijk. Eigenlijk hadden we hier een meertje willen bewonderen, maar er is geen enkele wandelkaart. Alleen een sneeuwkaart met de skipistes. Na een uurtje rondwandelen, geven we het maar op. We nemen een drankje op het drukke terras, waar niet alleen banken, maar ook ligstoelen gebruikt kunnen worden en gaan dan naar de lift. Pech.

Alweer de middagpauze

De lift is tot twee uur dicht vanwege de middagpauze, dus gaan we maar terug, nemen nog een drankje, wandelen wat rond en nemen om twee uur de lift weer naar beneden. We zakken met de auto de berg af naar Dimaro, waar we nog wat boodschappen willen doen, maar de supermarkt heeft middagpauze tot half vier. Lastig dat dit bij elke supermarkt weer anders is. We willen geen drie kwartier blijven wachten en besluiten om in een kwartiertje tijd terug te rijden naar Pellizzano, waar we een afslag kunnen nemen naar een bergmeertje. Dat kunnen we nog net even gaan bekijken.

Een fantastisch meertje

Via een bochtig, smal weggetje, waar we regelmatig moeten uitwijken voor een tegenligger, en een donker, in de berg uitgehakt tunneltje komen we bij een tolpoortje, waar we 2 euro moeten betalen voor het parkeren. Dat doen we dan maar, want het meertje blijkt nog maar 500 meter verderop te liggen. Het is een prachtig, groen bergmeertje en een picknickplek voor de Italianen, want hele families zitten met oma, opa en de kleinkinderen op de grasvelden om het meer. Er is een restaurantje, maar het merendeel van de mensen kiest een plekje daarbuiten of wandelt rond het meer. Dat doen wij ook. Hier en daar moeten we over een bruggetje, maar in een klein uurtje zijn we al rond en weer terug bij de auto. Nu terug naar de supermarkt.

Limoncella is niet overal beschikbaar

Die heeft echter geen limoenlikeur, die we mee naar huis hadden willen nemen voor de dame die onze bloemen verzorgd heeft. Na nog eens twee supermarkten in Cles hebben we eindelijk wat we wilden en kunnen we naar ons appartement om eten te maken. Na het avondeten wordt de lucht donker en komt er een stevig onweer. Wij krijgen er een randje van mee met fikse windvlagen en kunnen boven het dal de bliksemschichten zien. Prachtig! We zitten op het balkon te kijken en te luisteren en vinden het een prachtige afsluiting van onze vakantie. Morgen gaan we naar huis, maar Rumo en vooral het Val Di Non met zijn enorme fruittuin hebben een apart plaatsje in onze herinnering.

De smaak van een vakantie in Italië te pakken? Zie ook het reisverslag van de Dolomieten in Noord-Italië en van een paar prachtige passen daar in de buurt. Het is een enorm interessante, prachtige streek met uitgebreide mogelijkheden voor een gezonde en boeiende vakantie.

Lees meer…